|
Zeezicht
De
Amsterdamse Ans Heineman (76) is
speciaal naar Hoek van Holland
gekomen om naar de boten te kijken.
Gewapend met een verrekijkertje zit
ze met haar man op de pier langs de
Nieuwe Waterweg. 'Kijk, daar gaat
een loodsboot richting zee om zo'n
grote op te halen. Daar zitten we op
te wachten.' Ans vindt het leuk om
al die verschillende schepen te
zien. Kan er een dag mee vullen.
Niet dat ze er veel van weet, maar
'het is net als met het fotograferen
van Amsterdamse trapgevels,
deurknoppen, of stoepranden. Als je
goed kijkt zie je allerlei
verschillen, gaat er een wereld voor
je open. En het water trekt sowieso.
Vanwege de beweging en haar
culturele achtergrond', zo denkt ze
hardop.
Jaren
geleden
namelijk
was
mevrouw
Heineman, - sprekend met een licht
Friese tongval ondanks haar
hoofdstedelijke woonplaats sinds een
halve eeuw -, ook hier. Om haar
broer te verwelkomen die via
Engeland uit Canada was gekomen.
Voor een vakantie. Haar ouders waren
namelijk met twee kinderen naar dat
land geëmigreerd. Drie, waaronder
Ans bleven achter in Nederland. 'Kan
me niet herinneren dat die pier er
toen ook was. Het was toen een kille
bedoening. Nu zit je hier geweldig!'
Nee,
in
Amsterdam
hebben
ze dat niet, aldus Ans. En met een
zucht: 'Vroeger wel. De oude
IJhaven, Javakade en het
Entrepotdok. Maar dat is geweest. En
bovendien heeft Amsterdam niet zo'n
mooie natuurlijke haven als
Rotterdam.'
|
'Jongen
je hebt gasten dus zorg ervoor.'
Op sleephopperzuiger ‘Amazone’ van
Baggerbedrijf de Boer uit
Sliedrecht, met een capaciteit van
2680 kuub, brengt kok Jannes
koffie en appelbeignets. Johan
Koole (19) vaart sinds zes maanden
en is halverwege zijn stage. Hij
zit in het vierde en daarmee
laatste jaar. In totaal zijn 300
vaardagen, een aantal verslagen,
afgetekend takenboek en een goede
beoordeling van de 1e stuurman
nodig voor afronding van zijn
opleiding. Nu hij midden in de
praktijk zit, lijkt school niet
meer zo belangrijk; 'Je leert
alles aan boord.
De Amazone
vaart met een negenkoppige
bemanning: twee machinisten, vier
stuurmannen, kapitein Theo van Meel,
kok en matroos. Van hen leert Johan
dus alles - en misschien nog
wel meer - wat een stuurman
moet weten; van het verwisselen van
onderdelen, navigeren tot het
optreden als gastheer. 'We varen met
eenmansbediening. Varen en baggeren
wordt door een persoon aangestuurd
vanuit de brug. Maar ze betrekken me
bij alles. Van iedereen aan boord
leer ik wat. En dat is heel fijn.
Geen dag is daarom hetzelfde!'
De afgelopen
zes maanden zat Johan in Ierland,
Engeland, Frankrijk en Nederland;
vrijwel elke week in een andere
haven.
Koole vindt
het heerlijk. 'Als kleine jongen
ging ik vaak naar de
Wereldhavendagen in Rotterdam. Het
water trok altijd al.' Lang bleef
het alleen bij surfen. Totdat hij op
een Open Dag van het STC een docent
enthousiast hoorde praten over
bagger. De videopresentaties over
baggerprojecten in Hongkong en
Singapore, en gesprekken met
bedrijven deden de rest. Johan:
'Varen leek me altijd al erg leuk.
Daar komt bij, een baggeraar maakt
ook nog wat, zoals havens
bijvoorbeeld. Op dit moment diepen
we de haven van IJmuiden uit. Israel
is de volgende bestemming. Daar
maken we een nieuw haventerrein
waarop een containerterminal komt.
Elk project is weer anders, soms
moet er zand of slib weg, soms moet
er zand ergens komen. Dit gaat vaak
op allerlei verschillende manieren.
Het is dus erg afwisselend.'
Koole is de
enige telg in de familie die vaart.
Nog wel. 'Mijn ouders en mijn
zestienjarige broertje zijn aan
boord wezen kijken. Ze vonden het
erg leuk. Vooral m'n broertje!'
|
Schoolvoorbeeld
Enthousiast
is hij zeker. Dat straalt er vanaf
en is te horen. Frank Kreukniet
(16), derdejaars BBL
stuurman-schipper, STC Rotterdam,
voelt zich helemaal op zijn plaats
in de binnenvaart. In groep 8 van
de basisschool wilde hij nog
kraanmachinist worden. In de
oriëntatieperiode van het vmbo bij
het STC ging hij een weekje varen
met één van de opleidingsschepen
en was verkocht.
Frank: 'Dat vond ik
direct heel erg leuk. Varen. Ik
koos voor vmbo matroos en kon
daarna in het tweede leerjaar
stuurman-schipper instromen. Heb
een half jaar op de No Limit
gevaren maar dat was geen succes.
Steeds dezelfde route varen.
Weinig contacten met andere
mensen. Te weinig afwisseling. Ik
nam ontslag en kon toen terecht
bij de Verenigde Tankrederij. Ik
ben hu heel gelukkig op
bunkerschip VT Vanora (69 m x 11,5
m). We voorzien zeeschepen in de
Rotterdamse haven van smeerolie
dat we laden in Antwerpen. Binnen
acht uur zijn we terug. Het werk
is afwisselend. Zo weet je
nooit helemaal van tevoren welke
schepen gebunkerd moeten worden.
Er kan er zomaar eentje per fax
bijkomen. We bunkeren van alles.
Hoeveel varieert enorm; van een
kruiplijn coaster (1500 liter) tot
een containerschip zoals
bijvoorbeeld de Maersk Baltimore
(200 m3). En het leuke is dat je
aan boord van die schepen allerlei
culturen ontmoet, zoals Russen,
Denen, Amerikanen, Engelsen,
Afrikanen, en nog meer. Je moet
dus wel een vlotte Engelse babbel
hebben en soms is ook dat niet
genoeg. Laatst ontmoette ik
Chinezen die geen woord Engels
spraken of verstonden. Dan moet je
met tekeningen het een en ander
duidelijk kunnen maken.'
Net zo makkelijk. Hij is
ook wel wat gewend. Frank, zoon
van vroeg gescheiden ouders, zat
tussen zijn derde en achtste
levensjaar met zijn drie zussen in
een tehuis. 'Ik was niet zo'n
gemakkelijk kind. Vrij druk. Ben
ik nog. Maar het is wel minder.'
Niet zo vreemd. Het werk aan boord
slurpt heel wat energie. Behalve
de vele onderhoudswerkzaamheden
laten kapitein en schipper hem
onder toezicht ook manoeuvreren en
aanmeren. Ze vormen een goed team
dat kan dollen én hard werken,
aldus Frank.
De toekomst? 'Voorlopig
wil ik in de binnenvaart blijven.
Of dat altijd in de smeerolie zal
zijn weet ik nog niet. Met loog
van Nederland naar Duitsland varen
lijkt me ook wel wat. Over een
half jaar wil ik misschien weer
wat anders. We zien wel. Zeker is
dat ik kapitein wil worden, maar
dat duurt nog wel
even.
Februari 2007 hoop ik
mijn diploma stuurman-schipper te
halen met certificaten voor ADNR,
Radar en marifonie. Ik ben dan
zeventien jaar en mag er dan dus
niet mee varen. Uiteindelijk denk
ik wel ooit de jonste schipper te
worden. Op m'n
twintigste.'
|
Contactpersonen
Duimstok over de schouder. Door
gangboord aan bakboord en
stuurboord op zoek naar de
ijk. Meten wat de diepgang
is bij aankomst en na het laden.
Erik van Kaam, voormalig
stuurman op de wilde vaart, is al
sinds zeventien jaar ijkmeester
bij Alex Stewart en werkt in
opdracht van de vaak Duitse klant,
de ontvanger van de lading.
'Het tonnage wat zojuist in het
ruim is gestort en sommige
schippers op hun beeldscherm
kunnen aflezen is niet bindend.
Mijn meting is dat wel. Neemt niet
weg dat je soms een dispuut hebt.
En dan ga je met elkaar praten en
nog een keer kijken. Iedere
schipper neemt zoveel mogelijk
mee. Dat is logisch. En ze hebben
altijd haast. Toch kan je goed met
ze praten. En daar blijft het ook
bij. Jaren geleden waren er wel
ijkers die zo hun favoriete
schnaps dronken aan boord. Eind
van de dag had je niets meer aan
ze. Sterke drank is nu wel
uitgebannen in de haven. Als ze je
ontdekken brengen ze je zo naar
huis.'
Los van de strengere regels heeft
de ijker van tegenwoordig ook geen
tijd voor dit soort
'gezelligheden'. Want behalve
ijker is Erik ook controleur van
de lading. Met een collega beklimt
hij piramides van ijzerts en kolen
die zojuist uit een zeeschip
gestort zijn. Vult op
verschillende plekken van zo'n
berg een paar bussen, die
inderdaad de vorm van een kleine
melkbus hebben, en rolt deze naar
beneden. 'Een kilootje of 30 wegen
ze al gauw. In de werkplaats, één
voor kolen en één voor ijzerts,
doen we vocht- en
kwaliteitbepaling. Kolen zijn bij
aankomst 50 a 80 mm. Wij breken ze
tot 0,2 mm waarvan 100 gram in een
potje gaat naar het laboratorium.
Wij doen er dan niets meer mee. De
vochtigheid bepalen we helemaal
zelf. Zo mogen kolen 8-14% vocht
bevatten. Het vochtpercentage in
de kolen is van invloed op de
verbrandingswarmte van de kolen
hoe natter de kolen hoe meer
energie de centrale kwijt is om
eerst het vocht in de kolen te
verbranden. Een hoger percentage
kan veroorzaakt worden door
lekkende luiken van het zeeschip
of ballastwater dat per ongeluk
bij de lading terechtkomt. Vaak is
het dan vrij extreem vochtig en is
dat al gezien in het ruim van het
zeeschip. Op het zicht zien
we ook of de lading anderzins
vervuild is, bijvoorbeeld met
metaal, stenen of papier. Als het
nog mogelijk is krijgt de lading
op het terrein nog een speciale
bewerking, bijvoorbeeld door een
magneet er langs te halen. Als de
vervuiling te groot is wordt het
een verzekeringskwestie.'
Maar behalve zijn ogen goed de
kost geven als controleur heeft
Erik bij de zeeschepen nog een
derde functie, namelijk die van
draught surveyor, het meten van
zeeschepen. 'Belangrijk is dat een
schip inderdaad de opgegeven
hoeveelheid lading bij zich heeft.
Met een roeier, om zo dichtbij
mogelijk te komen, lees ik bij
aankomst de zes diepgangmerken af;
drie aan bakboord, drie aan
stuurboord. Daarnaast meet ik de
densiteit, het zoutgehalte, van
het water. De hydraustatische
tabellen aan boord zeg maar de
meetbrief van een zeeschip deze is
opgemaakt in 1025 dus bij de
afgelezen diepgang vindt je in dit
document een tonnage, dit tonnage
geeft het gewicht aan van het
verplaatste water haal je hier het
gewicht af van de gevonden ballast
en brandstof en het gewicht van
het lege schip dan heb je het
gewicht van de lading dit
doe je bij vol en leeg schip het
verschil van deze twee uitkomsten
is het de geloste of geladen
lading. Dit in hoofdlijnen er komt
nog meer bij kijken. Al met al
weet de klant binnen een dag of de
lading in orde is wat betreft
kwaliteit en kwantiteit.’
|
|
Zeezicht
Met
zelfgemaakte tatoeages, '- ja dat deed je
gewoon zelf, met twee naalden en wat inkt
-', een zonnebril, hemdje en getraind lijf
vertelt de 62-jarige Rob den Ouden: 'Ben
als ketelbinkie begonnen op een zogenaamde
strafboot, een boot waarop zeelieden met
een slechte conduitestaat nog mee konden
terwijl ze bij andere werden geweigerd.
Het was een tanker van Esso met bestemming
Perzische Golf. Het andere ketelbinkie
ging bij Antwerpen van boord. Toen stond
ik er alleen voor. Kun je nagaan in die
enorme hitte. Dat was flink afzien.'
Rob
heeft
in de Rotterdamse Afrikaanderwijk op de
Oranje Nassauschool voor Rijn- en
binnenvaart gezeten. Dat was een
opleidingsinstituut voor matroos, 1e of 2e
man. 'Je zat intern. Het was héél
streng. Zo mochten we niet met meisjes
praten en moest de gang opnieuw gedweild
worden als ze een streep ontdekten.'
'Ze',
Rob
heeft
er slechte herinneringen aan. Net als aan
'ze' van de tuchtschool waar hij daarna
zat. Het heeft z'n karakter gevormd, dat
wekt geen verbazing, het is een
doorzetter.
Op
z'n
elfde
ging
zijn
vader 'pleite'. Hij moest toen als oudste
van vijf kinderen het huishouden mede
bekostigen. Is gaan varen toen hij
vijftien was. Rookt sinds z'n veertiende.
Rob
is
vorig
jaar
in Alkmaar Nederlands kampioen powerliften
geworden in zijn leeftijdscategorie
masterclass 3. 'Ik sta elke dag om
vijf-zes uur op en ga wandelen met m'n
hond. Ik ben nooit chagrijnig. Dat heb ik
van mijn moeder. Zij leefde makkelijk. '
November.
Buiten een sigaretje roken is
gewoon heerlijk. Zeker op deze
plek. De openheid, de weidsheid.
Van Rijnhaven en Maas.
Vanuit haar
werkkamer bij de rechtbank kijkt
Elizabeth Braam op binnenschepen
en kranen. En dat bevalt prima,
hoewel haar vorige kamer met
uitzicht op Maas, Erasmusbrug en
zo nu en dan een cruiseschip
natuurlijk wel dynamischer was.
Soms tot grote ergenis als de brug
weer 's openstaat. 'Ik ken de
tijden uit m'n hoofd anders sta je
er wel twintig minuten!'
Elizabeth
heeft vijftien jaar in Rotterdam
gewoond en huist nu in Amsterdam.
Maar met de Amsterdamse haven
heeft ze totaal geen binding. 'Kom
er nooit. Doordeweeks ga ik vanuit
de Pijp direct de ring op.' Wel
heeft haar zesjarig zoontje zijn
verjaardag in het hoofdstedelijk
Scheepvaartmuseum gevierd. 'Hier
ging hij vaak naar Professor Plons
en zo nu en dan met de Spido.'
In haar
jeugd in het Brabantse Oeffelt zag
Braam bij hoog water vanuit de
zitkamer schepen aan zich voorbij
trekken. Net als nu dus. En zo is
het leuk. Moet er niet aan denken
dat haar zoon gaat varen. Maar ze
kent ze wel, varenden, via haar
moeder. Drie zonen uit een
gezin die kozen voor zeevaart,
binnenvaart en marine. 'Ik denk
dat hun moeder wel trots op ze is. |
Schoolvoorbeeld
'Een baan van 9
tot 5 is niets voor mij. Ik ben
rusteloos. Wilde bovendien iets
van de wereld zien. De marine
viel af vanwege de discipline.'
Maar dat zal
vast niet het enige zijn geweest,
want discipline heeft Bionda van
Roosendaal (24). Dat blijkt.
Na een Open
Dag bij Maritiem Instituut De
Ruyter in Vlissingen ging ze voor
de marof-opleiding op MBO-niveau;
drie jaar studie en een jaar
stage. 'Het is voor mij een
ultieme combinatie, het nautische
en technische. Er zijn niet zoveel
rederijen waar je geïntegreerd
kunt varen. Wel bij
P&ONedlloyd, tegenwoordig
Maersk. Tijdens mijn eerste stage
werd ik gelijk in het diepe
gegooid en kreeg ik direct de
matrozen onder mijn hoede. De
bemanning was vrij conservatief,
niet zo leuk dus. Maar ben na een
maand thuis weer direct gaan varen
en dat was heel leuk. Het ligt er
maar net aan wie je treft. Als
meisje moet je wel van je kunnen
afbijten, tegengas geven, hoe dan
ook. De lat ligt hoog op onze
schepen. Je moet je bewijzen. Maar
als je iets niet kan, moet je het
wel gewoon vragen.' Op aandringen
van 'kantoor' is Bionda HBO gaan
doen. 'Dat was puur theorie. Ik
dacht meer praktijk te krijgen.
Maar het sluit wel goed aan op
MBO. Als stage heb ik 5 maanden op
het kantoor gewerkt bij Blue Star
Ship Management.’ Blue Star is
verantwoordelijk voor het ship- en
crewmanagement van schepen in de
A.P. MØller Maersk
vloot. Bovendien, niet
onbelangrijk, geeft het HBO aan
wal meer kans op een leuke baan.
'Als je hebt gevaren is dat
sowieso voordelig. Je krijgt op
jonge leeftijd veel
verantwoordelijkheid.'
En dat
bevalt haar blijkbaar goed. Ze
heeft zo'n drie jaar gevaren als
MO4 (Maritiem Officier) op
containerschepen. Ze voer in
lijndienst de hele wereld rond, op
de Kowloon, Nedlloyd Jakarta,
Mercator, Heemskerk en Africa. En
aangezien Bionda's vriend een MO2
is, is het kunnen plannen van
afspraken belangrijk. 'We e-mailen
of luisteren MF/HF. Je kan zo uren
met elkaar praten zonder dat het
iets kost. Je moet wel goed
afspreken op welk kanaal je zit.
Ook schrijf ik. Naar mijn ouders
dan, een kaartje uit iedere
haven.'
Momenteel
werkt Bionda op kantoor bij Blue
Star en ze willen haar nog wel een
paar maanden houden. Rustiger
vaarwater dus. Ideaal voor haar
biologische klok die ze voelt
tikken. Alhoewel. ‘Aan wal zijn
zoveel leuke dingen te doen. Best
hectisch soms. Aan boord is het
leven redelijk constant. Zonder
wachtdienst heb je 's avonds tijd
zat. Sommigen doen modelbouw. Ik
ben begonnen met een studie
Nederlands recht aan de Open
Universiteit.' |
Matthijs
Koop
(21) is bezig met zijn eerste reis
als 2e stuurman. Beginpunt is
Antwerpen. Van daaruit gaat hij
met het multipurpose vessel
UAL (Universal African
Lines) Africa, in beheer bij
Flinter, met onderdelen voor de
olie-industrie, via tussenstop Las
Palmas om te bunkeren, naar
Lobito, Luanda (Angola) en Malabo
(Equatoriaal Guinne). Daarna laden
in Europa of Amerika of misschien
naar het droogdok voor de
vijfjaarlijkse servicebeurt. Hoe
dan ook, na drie maanden, net na
de jaarwisseling dus, verwacht hij
weer thuis te zijn. Matthijs:
‘Thuis geniet ik omdat je kan doen
wat je wilt. Je bent vrij. Tijd
genoeg voor klussen in huis of een
hobby. Maar je moet niet te lang
thuis blijven, dan raak je teveel
gewend aan niets moeten doen. Aan
boord is het mooi. Je komt overal
en je bent in zekere mate vrij in
je doen en laten.’
De
ideale
combinatie
dus.
En dat allemaal dankzij een dagje
op de studiebeurs in Utrecht en
een Open Dag bij het STC in
Rotterdam. Nou ja, mischien toch
ook wel ergens wat genen van een
opa en overgrootopa van
moederskant die beiden zeevarend
waren. ‘De marofopleiding trok me
wel. Veel praktijk. Je zag waar je
het voor deed; een vak leren. Heel
concreet. Tijdens de opleiding
begon ik het pas echt leuk te
vinden. Heb net een jaar stage
achter de rug op de Flinterdijk,
Flinterspirit en UAL Texas.
Afgelopen juli heb ik m’n diploma
gehaald en nu zit ik hier na
anderhalve maand vrij te zijn
geweest. Ik krijg hier meteen m’n
vuurdoop omdat dit de “drukkere”
schepen van de rederij zijn.’
Dat
Matthijs
gekozen
heeft
voor de de brug en niet de
machinekamer heeft niets met
gebrek aan interesse te maken.
Integendeel. Matthijs:’ Ik vind
het allebei super interessant maar
ik moest toch een keuze maken.
Alleen beneden trekt me minder. Ik
heb meer met de buitenlucht, een
beetje frisse lucht.’ En als dat
de lucht is bij een kleinere haven
is dat helemaal goed. ‘Kleinere
havens vind ik het leukst.Vaak
werken ze daar alleen overdag, heb
je ’s avonds nog even tijd om de
wal op te gaan.’
Plannen
voor
de toekomst zijn best concreet.
‘Ik wil een jaar varen. Heb nu een
jaarcontract. Volgend jaar ga ik
HBO marof doen. Gewoon voor mezelf
omdat ik weet dat ik het kan en
misschien komt het later nog van
pas.’
|
Zeezicht, over
zomaar mensen en hun band
met de haven/scheepvaart,
stond zo'n anderhalf jaar
wekelijks op pagina 3 van
Weekblad
Schuttevaer:
vakblad voor
Rijn- en binnenvaart,
kust- en zeevaart,
visserij,
scheepsbouw, offshore,
recreatie- en
chartervaart.
Schoolvoorbeeld, over
jongeren/stagiars die
kiezen voor een varend
beroep, stond een jaar
eveneens wekelijks op
dezelfde plek.
Sinds begin 2007 maak ik
een wekelijke serie over
Contactpersonen, mensen
die diensten verlenen aan
de scheepvaart.
Teksten en foto's
zijn auteursrechtelijk
beschermd. Regina
Wieringa
|
|